→uw verhaal in sloep.org?← stuur het naar Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

Al In het vroege voorjaar verlang ik naar het geluid van kabbelend water, zoals je dit hoort bij overnaadse sloepen.
Twee jaar nadat ik de zeevaart in 1968 heb verlaten, heb ik een afgedankte 24 voets grenen reddingssloep gekocht, eentje die ruim 20 jaar aan stuurboordzij van een Britse kabeljauwvisser had gehangen.

  Op dit schip, ik was zeventien jaar, begon mijn voorliefde voor reddingssloepen, toen samen met scheepshond Teddy

te koop.jpg - 127.17 Kb   1970

In een weide nabij Velddriel lagen verschillende soorten sloepen.
Geklonken van gegalvaniseerd ijzer, aluminium en overnaads eikenhout en idem grenenhout.
De sloep, die ik heb gekozen, was het mooiste van lijn.
De koop ging pas door, nadat het roer en de tuigage erbij waren gelegd. Bij de koop was transport naar de botenloods in Huissen inbegrepen. 
Het was een mooi gezicht, toen in de verte de witte sloep op een grote aanhanger over de hoge bochtige Rijndijk kwam “aanvaren”. 
Een vriend gaf  mij een toeristisch blad, waarin je kon zien, hoe in Ierland afgedankte reddingboten in de visvangst aan een nieuw leven waren begonnen.
Naar dat model heb ik haar ook vertimmerd; met een verhoogde kop en twee-erde open.
Zo probeerde ik het karakter van de boot zo min mogelijk te verstoren. De naam heb ik veranderd; Lord Willoughby vond ik toen te lang.
In de loods heeft het anderhalf jaar geduurd tot ze te water kon.
Als voortstuwing mocht ik een oude motor lenen en in de mast het originele en beschimmelde zeiltuig. Het was een echte arme mans boot, maar ik voer.
De kielbalk gaf niet veel laterale weerstand; aan de wind zeilde het schip als het ware schuin weg.
Ook wel gaf haar ondiepe ligging veel plezier; je kon bijna overal naar binnen. Met een nieuwe motor er aan heb ik veel gereisd
.

100-0044_img.jpg - 114.72 Kb  2011

Voor het echte zeilen trainde ik regelmatig in een FJ, soms planeerde de boot.
Om het zeilen met de sloep te verbeteren heb ik, na wat rondvragen en wat studie over laterale- en zeilpunten, een simpele kiel geconstrueerd.
(Diepgang totaal 70 cm.). Ook is het roer wat dieper gemaakt. Een nieuwe katoenen fok en idem grootzeil van S.A. den Boer maakten mijn “zeilmachine” af.
Het was een grote verbetering; op de Zeeuwse wateren kon ik haar zo in balans zetten, dat ik de helmstok kon loslaten en stond ik naast de mast rustig een poosje te koekeloeren. Wat zijn dat mooie momenten. Het blijft een sloep; ze heeft een flinke draaicirkel. In nood op zee kan een dergelijk boot indrukwekkende afstanden afleggen, maar op een rivier heeft de dame tijd nodig om door de wind te gaan en bij stroom tegen en weinig wind kom je dan ook niet naar boven.
Om op de rivier te zeilen, heeft ze bij voorkeur flink wind, maar dan krijg je ook wat; soms veranderen schippers hun koers, omdat ze zien, waar ik zal uitkomen; dat hoeft niet, want ik gooi aan de bovenwindse kant rustig de schoten los, start zo nodig de motor en wacht tot ik verder kan; het is watersport.

  

Bij 5 Beaufort op ruim water komt de sloep tot haar volle pracht, dan verandert zij in een onstuimig snel varend stuk hout; gaat ze op één oor en klieft door het water, luisterend naar de krachten van de wind. Tijdens de oplopende vlagen van 7 Beaufort heb ik haar met gereefd grootzeil goed onder controle.
Wel heb ik dan extra aandacht voor het berghout aan de lage zijde; dat is mijn limiet; ik neem dan de schoten met één slag om de kikker in de hand en vier ze af, wanneer ik aanvoel, dat de boot verder wil hellen. Maar ze gaat niet verder. Tegen de blaren van de grootschoot heb ik handschoenen gekocht.
En later een schootblok met een rem.

 

Een hele tijd geleden heeft een vriend mij meegevraagd om zijn 10 m Beneteau over de Noordzee naar Oostzee te zeilen; dit heb ik een aantal jaren met veel plezier gedaan. Het schip is uitgerust met navigatieapparatuur en al varende ontdekte ik, hoe leuk het is om met instrumenten te varen.
Voor mijn sloep heb ik drie mooie meters gekocht. Een dieptemeter, een snelheidsmeter/log, tevens een windmeter.
Tot mijn grote verbazing ging ik beter zeilen en haalde aan de wind soms ruim 6 knopen en vooral bij heel weinig wind pikte ik nog net het zuchtje boven water en maakte de boot vaart. De investering is meer dan de moeite waard geweest.

Soms loopt de boot met harde wind niet goed, maar dat komt, omdat ik dan de giek te strak naar binnen heb getrokken; dat moet niet bij sloepen.

Gevoelsmatig betekent de boot heel veel voor mij; het is mijn weg-zijn, het primitieve varen is gezond voor lichaam en geest.
Op het water help je elkaar eerder, dan op de weg.
Met een overwerkte vriend heb ik een weekend op de Zeeuwse wateren gezeild tot we niet meer konden, dat was pas therapie; om te slapen geen pillen,
maar een klein borreltje en snurken. Aan boord laat men alle zorgen op de kade en de geluiden aan de wal hoort men in de verte.
Ook neem ik graag een boek mee, of lig ik ergens voor anker mijn gedachten te ordenen.
Nu wil ik per sloep er spoedig weer op uit; er is nog zoveel te zien; ik heb haar pas 46 jaar; wat is het leven zonder sloep.

Eduard.

 Dit prachtige verhaal van Eduard ademt liefde voor het water, de natuur, en vooral de eenvoud en schoonheid van het varen met een sloep. Het is een ode aan de tijdloze charme van traditionele schepen en de diepe band die men kan opbouwen met een vaartuig dat meer is dan alleen een middel van transport. Het is een metgezel, een toevluchtsoord, en een venster naar vrijheid. Eduards reis begon in 1970 met de aankoop van een afgedankte reddingssloep, een schip dat al een leven achter de rug had aan boord van een Britse kabeljauwvisser. Vanaf dat moment werd het schip niet alleen een project, maar ook een symbool van zijn eigen creativiteit en doorzettingsvermogen. Hij transformeerde haar naar Iers voorbeeld, waarbij hij trouw bleef aan haar karakteristieke lijnen. De lange tijd in de loods om haar klaar te maken voor het water getuigt van zijn geduld en toewijding. De technische verbeteringen die Eduard door de jaren heen aanbracht – zoals het toevoegen van een kiel, dieper roerblad, en nieuwe zeilen – tonen zijn pragmatische aanpak om het zeilplezier te vergroten. Toch bleef hij trouw aan het oorspronkelijke karakter van de sloep. Zijn ervaring op open water, of het nu op de Zeeuwse wateren was bij 5 Beaufort of tijdens zwaardere omstandigheden, laat zien hoe hij zich één voelt met zijn schip en de elementen. Wat dit verhaal echter echt bijzonder maakt, is hoe Eduard beschrijft wat varen voor hem betekent: rust, reflectie, en verbondenheid met anderen. Het primitieve varen brengt hem terug naar de essentie; weg van drukte en zorgen, naar een plek waar eenvoud regeert. Het beeld van hem die met een vriend doorzeilt tot ze uitgeput zijn, of voor anker ligt met een boek om gedachten te ordenen, is universeel herkenbaar voor iedereen die ooit troost vond in de natuur. Zijn slotwoorden – "Wat is het leven zonder sloep?" – vatten alles samen. Voor Eduard is zijn sloep niet zomaar een boot; het is een levensstijl, een verlengstuk van wie hij is. Na 46 jaar samen lijkt hun reis nog lang niet ten einde.