Art. 13. 1. Reddingboten moeten zijn uitgerust met:
(a) een riem per doft, twee waarloze riemen en één stuurriem.
anderhalf stel roeipennen of dollen aan de boot bevestigd met ketting of lijn, één bootshaak;

helmstok1.jpg - 8.45 Kb      dol1.jpg - 4.83 KbRoeidol

(b) een roer met helmstok of stuurjuk met stuurrepen;
(c) één of meer masten met volledig zeiltuig, waarvan de zeilen van voldoende grootte en oranje gekleurd zijn en het staand tuig van gegalvaniseerd staaldraad is;
(d) een vanglijn en een achtereind, beide van voldoende sterkte en lengte, eerstgenoemde met strop en knevel aan de boot vastgemaakt; wijziging:
Op 26 oktober 1953 heeft de Inspecteur-generaal voor de Scheepvaart bekendgemaakt dat in het eerstkomende aanvullingsblad op het schepenbesluit 1952 een correctie zal worden opgenomen,
waardoor art 13 lid 1 sub d, van Bijlage XI zal luiden: “(d) 2 vanglijnen van voldoende sterkte en lengte;
één moet voor in de reddingboot zijn vastgezet met strop en knevel voor het losgooien, de andere moet stevig zijn bevestigd op de voorsteven van de reddingboot en gereed liggen voor gebruik”.
In verband met de veiligheid van de opvarenden in reddingboten moet reeds vanaf genoemde datum met deze correctie rekening worden gehouden.
(e) twee doelmatige proppen voor elk prop-gat door lijn of ketting aan de boot verbonden en indien geen zelfwerkende kleppen aanwezig zijn, een handpomp, een hoosvat en twee emmers;

  lenspomp1.jpg - 5.42 Kb            olielamp1.jpg - 9.52 Kb

Lenspomp

oliezak1.jpg - 7.54 Kb     hoosvat1.jpg - 7.38 KbHoosvat


 (f) twee bijlen; 
(g) een voor gebruik gereed zijnde olielamp, olie voor twaalf branduren en twee waterdicht verpakte dozen storm lucifers;
(h) een doelmatig drijfanker en een bus inhoudende 4,5 liter plantaardig of dierlijke olie, zodanig vervaardigd, dat de olie gemakkelijk op het water kan worden gestort en zodanig ingericht, dat zij aan het drijfanker kan worden vastgemaakt;

drijfanker1.jpg - 7.95 Kb Drijfanker

 (i) een Nederlandse vlag en een misthoorn.

   

  misthoorn1.jpg - 6.04 Kb   noorse misthoorn1.jpg - 126.21 Kb


(j) twee doeltreffende valscherm signalen, die op grote hoogte een helder rood licht geven; zes hand stakellichten, die een helder rood licht geven; twee drijvende rooksignalen, welke oranje gekleurde rook verspreiden; 1* ( Zie bekendmaking aan de scheepvaart No 11/1953, hierna opgenomen)

vuurpijlen1.jpg - 54.80 Kb Vuurpijlen


(k) een bruikbaar kompas met nachthuis en verlichting, dat op stalen boten met de compensatie middelen op een vaste plaats moet zijn opgesteld; een overzeiler van de oceaan, waarop het schip vaart, van tegen water bestand materiaal of waterdicht verpakt;

sloepskompas



(l) een elektrische zaklantaarn, geschikt voor het geven van morse seinen met twee waarloze batterijen en twee waarloze gloeilampen, een doelmatige spiegel voor het geven van seinen overdag;
(m) een zakmes met blikopener, met lijn aan de boot vastgemaakt;
(n) twee lichte werplijnen, welke op het water blijven drijven;
(o) een kistje, geschikt om kleine uitrustingsartikelen op te bergen, voorzien van het nodige gereedschap, reparatie materiaal, zeilplaat, naalden en garen en enige lijnen met vishaken;
(p) Een luchtdichte kist, inhoudende één kilogram goedgekeurde levensmiddelen voor ieder der personen, waarvoor de boot is bestemd; zomede 0,5 kilogram gecondenseerde melk per persoon of daarmede gelijkwaardige voedingsmiddelen;
(q) Waterdichte vaten of tanken met akertjes met ketting van roestvrij metaal, inhoudende drie liter zoet water voor elk der personen waarvoor de boot bestemd is;

 

aker1.jpg - 7.83 KbAker

(r) Een waterdicht verpakte verbandtrommel inhoudende; 10 gram mercurochroom 2 percent in een flesje met penseel; 20 aspirine tabletten à 0,5 gram; 50 pharmadrine tabletten; 50 atrebine- of kininetabletten; 50 gr sulfazalf in een potje; 2 driekante doeken; 16 x 1/16 meter hydrofiele gaas; 5 hydrofiele windsels 6 centimeter; 5 hydrofiele windsels 8 centimeter; 1 snelverband No 1;
2 snelverband No 2; 1 meter Bismut brand zwachtel; 5x 10 gram verbandwatten; 1 rol kleefpleister, breed 2 centimeter lang 1 meter; 1 pleister snelverband 4 centimeter; 1 pleister snelverband 6 centimeter;
1 doosje veiligheidsspelden No 1; 1 schaar, zomede buiten de trommel: 10 morfine comprimés a 10 milligram ( in handen van de kapitein); bovendien in de sloep 2 spalk planken van voldoende lengte .

2. De losse inventaris, die niet in een kist of kast is geborgen, moet op een geschikte plaats in de boot zeevast zijn gestuwd en deugdelijk zijn gesjord.
Zij mag noch het uithoeken van de blokken hinderen noch het vlugge embarkeren bemoeilijken. De bootshaak moet steeds voor gebruik gereed zijn.
Indien een reddingboot bestemd is voor meer dan 60 personen moet zij zijn voorzien van een doelmatige inrichting om vanuit het water in de reddingboot te kunnen klimmen.
3. In aanvulling van het in lid 1 bepaalde moet een motor reddingboot twee bootshaken en enig motor gereedschap medevoeren.
In afwijking van het in lid 1 bepaalde behoeft in een motor reddingboot slechts een half stel riemen aanwezig te zijn. De hoeveelheid brandstof, voorgeschreven in artikel 5, moet aan boord zijn.
4. Een motor reddingboot van de klasse A, indien vereist krachtens artikel 58, lid 1 van het schepen besluit, moet zijn voorzien van een radio telegraaf installatie en een zoeklicht.
De radio-installatie, welke moet voldoen aan de in bijlage XIII gestelde eisen, moet zijn opgesteld in een ruimte, die groot genoeg is om plaats te bieden voor de uitrusting en de persoon, die de installatie bedient. De inrichting moet zodanig zijn, dat de goede werking van de zender en ontvanger niet wordt gestoord door het bijstaan van de motor, ongeacht of deze al dan niet voor de laad inrichting van de batterij wordt gebruikt.
De radio batterij mag geen stroom leveren aan een aanzet motor of ontstekingssysteem.
De motor van de reddingboot moet voorzien zijn van een dynamo voor het opladen van de radio batterij en voor eventuele andere doeleinden.
Het zoeklicht moet een lamp van minstens 80 Watt hebben, een doelmatige reflector en een krachtbron, welke in staat is om gedurende een totale tijdsduur van 6 uur en
gedurende drie uur onafgebroken te kunnen werken. Het zoeklicht moet een licht gekleurd voorwerp met een breedte van 18 meter op een afstand van 180 meter duidelijk kunnen verlichten.
5. Op schepen, waarvan reizen niet langer dan 24 uur duren, kan de uitrusting genoemd in lid 1 onder (c), (m) en p worden weggelaten, met dien verstande, dat 1 kilogram goedgekeurde levensmiddelen per persoon aanwezig moet zijn. 6. In reddingboten aan boord van vissers vaartuigen, welke geen reizen maken, die zich verder uitstrekken dan de Oostzee, de Noordzee tot de 61ste breedtegraad en tot de lijn Orkaden Shetland-eilanden in het westen, het Kanaal, het Kanaal van Bristol, het st. Georgkanaal en de Ierse Zee tot de lijn Whitehead_Port Patrick in het noorden en in het zuiden tot de lijn Carnsore-Pt.- Landsend- kaap St. Mathieu en op schepen, uitsluitend bestemd voor de vaart over de Wadden, langs de mond van de Weser naar de Elbe en door het Kaiser Wilhelmkanaal tot Kiel, behoeft het aangegevene in lid 1, onder (c), (j) en (k) niet aanwezig te zijn.
7. Voor gewone boten kan de uitrusting beperkt blijven tot hetgeen onder (a), (b), (d), (e), (f), (g), (i), (p) en (q) van lid 1 van dit artikel wordt genoemd, met dien verstande, dat één bijl voldoende is. Indien de reizen van de schepen zich uitstrekken buiten de vaart langs de oostkust van de Noordzee van Calais tot het Aggerkanaal, zomede in de Oostzee tot de lijn Gothenburg-Frederikshaven, moet bovendien de uitrusting onder (c) en (k) genoemd in lid 1 aan boord zijn.

Ten laatste: verplichtingen van de kapitein