Voor de veiligheid van het verkeer op zee gelden internationale afspraken.

schepenwet1.jpg - 168.96 Kb 

In de Schepenwet vindt u, waarom een sloep een sloep is.

Wet van den 1sten juli 1909 , S. 219, houdende bepalingen ter voorkoming van scheepsrampen, tot het instellen van een onderzoek omtrent voorgekomen scheepsrampen en omtrent maatregelen van tucht ten opzichte van kapiteins, stuurlieden of machinisten, zoals deze wet laatstelijk gewijzigd is bij die van 31 December 1952, S. 678.
Onderwerpen:
A) Klasse van boten,
B) Motor reddingboten,
C) Berekening van de inhoud van sloepen, 
D) Aantal personen in reddingboten,
E) Uitrusting van boten,
F) Verplichtingen van de kapitein. 

 

 Vier op een rij

 

 In dit stukje uit het toenmalige wetboek schrijft de wetgever over sloepen van toen.
Het gaat over de inrichtingseisen, over motor sloepen, berekeningen van de inhoud van een reddingboot, het maximum aantal personen en de uitrusting.
De wetgever blijkt goed op de hoogte zijn van de omstandigheden op zee en voor de lezer is het heel interessant om te zien wat er aan boord moet zijn, wanneer redding niet onmiddellijk nabij is. Een verafgelegen booreiland zou een goed voorbeeld kunnen zijn.

Reddingmiddelen
Reddinggordels. Reddingboeien. Reddingboten.

Art.1 1. Reddinggordels moeten van deugdelijke samenstelling, voor het doel geschikt en goed onderhouden zijn.

2. Zij moeten zodanig vervaardigd zijn, dat zij het hoofd van de gebruiker, wanneer deze buiten bewustzijn geraakt, boven water houden. Zij moeten binnenste buiten kunnen worden gedragen.

3.Reddinggordels welke voorzien zijn van lucht kasten, of welke moeten worden opgeblazen, mogen niet tot de uitrusting van het schip behoren.

4. Reddinggordels moeten ten minste zoveel drijfvermogen hebben, dat zij in zoet water, zonder te zinken, gedurende 24 uur een gewicht van 7 ½ kilogram ijzer kunnen dragen.

5. Kindergordels (voor kinderen tot de leeftijd van 12 jaar) moeten aan de binnen- en de buitenzijde hetzij hel gekleurd, hetzij voorzien zijn van een ongeveer 15 centimeter brede horizontale fel gekleurde band, terwijl op de helle ondergrond in duidelijke zwarte letters het woord kind moet zijn aangegeven.

6. De modellen moeten door het hoofd Scheepvaart Inspectie zijn goedgekeurd.

Reddingboeien
Art.2 1. Reddingboeien moeten op deugdelijke wijze van massief kurk, of daarmede gelijkwaardig materiaal zijn vervaardigd; zij moeten goed en doelmatig onderhouden zijn en zodanig worden geverfd, dat zij op het water duidelijk zijn te onderscheiden.

2. Reddingboeien, gevuld met biezen, kurk afval, kurk korrels, of enige andere korrelige stof zonder samenhang, zomede reddingboeien, welke voor het gebruiken moeten worden opgeblazen, mogen niet tot de uitrusting van het schip behoren.

3. Reddingboeien mogen gesloten of hoefijzervormig zijn. Gesloten reddingboeien moeten een inwendige middellijn van 45 centimeter hebben. De hoefijzer vormige reddingboeien moeten zodanig verstijfd zijn, dat bij de in 4 genoemde proef de wijdte tussen de opening tussen de 35 en 40 centimeter blijft.

4. Reddingboeien moeten zijn voorzien van een stevig aangebindselde, in bochten hangende grijplijn, terwijl elke reddingboei zoveel drijfvermogen moet bezitten, dat zij gedurende 24 uur een gewicht van 14 ½ kilogram ijzer kan dragen.

Reddingboten. De Schepenwet over dit onderwerp vindt u in de 6 hoofdstukken: algemene eisen, motorsloepen, en verder.

Nota bene. De Schepenwet en het schepenbesluit zijn nog steeds actief als onderdeel van het wetboek van Koophandel. Zie voor de aardigheid onderstaand artikel.

Wetboek van Koophandel (WvK)
Artikel 407
1. De zee-werkgever is verplicht te zorgen voor voeding en verblijven van de schepeling aan boord, alsmede voor een kombuis en andere ruimten voor voeding; een en ander op zodanige wijze, dat een behoorlijke voorziening verzekerd is. Voor meer artikelen kunt op de link klikken.