Art. 8.
1. De inhoud van een boot wordt bepaald met toepassing van de regel van Simpson.
De inhoud van een boot met een platte spiegel wordt berekend alsof de boot van achteren scherp toeloopt.
2. De inhoud in kubieke meters van een boot wordt uitgedrukt door de formule:
Inhoud = 1/12 x (4A+2B+4C), waarbij 1 de lengte van de boot in meters is, gemeten van de binnenzijde van de houten of metalen huid aan de voorsteven tot het overeenkomstige punt aan de achtersteven. Bij een boot met een platte spiegel wordt de lengte gemeten tot de binnenkant van de spiegel.
A, B en C geven onderscheidenlijk de oppervlakten der dwarsdoorsneden aan, op een vierde van de lengte 1 van voren, in het midden van de lengte 1 en op een vierde van de lengte 1 van achteren gerekend.
De oppervlakten A, B en C in vierkante meters, worden bepaald door achtereenvolgens de volgende formule op elk de drie dwarsdoorsneden toe te passen: Oppervlakte = h/12(a+4b+2c+4d+e), waarbij h de holte in meters is, aan de binnenzijde van de houten of metalen huid gemeten van de kiel tot de lijn aan de bovenkant van het dolboord, of in bepaalde gevallen tot een lagere hoogte als hierachter aangegeven, a, b, c, d en e de horizontale wijdten der boot in meters, gemeten op de twee uiterste punten van de holte, alsmede op de drie deelpunten, welke men verkrijgt bij de deling van h in vier gelijke delen; a en e zijn de wijdten aan de uiteinden en c is die in het midden van h.
3. Indien de zeeg van het dolboord, gemeten op twee punten, gelegen op een vierde van de lengte van de uiteinden, meer bedraagt dan een honderdste van de lengte van de boot, moeten de holten, welke gebruikt worden voor de berekening van de oppervlakte van de dwarsdoorsneden A of C, gelijk worden gesteld aan de holte van de boot in het midden, vermeerderd met een honderdste van de lengte van de boot.
4. Indien in het midden van de boot de holte meer bedraagt dan vijf en veertig honderdsten van de grootste wijdte, moet de holte te gebruiken voor de berekening van de oppervlakte van de midscheepse doorsnede B, op vijf en veertig honderdsten van de wijdte worden gesteld en de holte te gebruiken voor de berekening van de oppervlakten van de doorsneden A en C, gelegen op een vierde van de lengte van voren en van achteren, verkregen worden , door de voor de doorsnede van B gebruikte holte te vermeerderen met het bedrag gelijk aan een honderdsten van de lengte van de boot: de holten, welke voor de berekening van oppervlakten A en C worden gebruikt, mogen de werkelijke holten op die punten echter niet overschrijden.
5. Indien de holte van de boot meer bedraagt dan 122 centimeter moet het aantal personen, dat krachtens artikel 9 volgt uit de naar deze methode berekende inhoud in evenredigheid met de verhouding van 122 centimeter tot de werkelijke holte worden verminderd, tenzij bij proefneming met de boot te water met het genoemde aantal inzittenden, allen voorzien van reddinggordels, een bevredigend resultaat is verkregen.
6. Voor boten, welke voor en achter zeer scherp toelopen, of welke een zeer volle vorm hebben, zal in elk bijzonder geval het toe te laten aantal personen door het hoofd van de scheepvaartinspectie worden vastgesteld.
7. De inhoud van een motorboot wordt verkregen door de berekende inhoud te verminderen met de inhoud van de ruimte ingenomen door de motor met toebehoren en zo deze aan boord zijn, ook met die ingenomen door de radio-installatie en het zoeklicht met toebehoren.
Volgend artikel: aantal personen in reddingboten