Doorsnede van een den.
kopse doorsnede van dennenhout
Op dit stukje radiaal of kwartiers gezaagd eikenhout zijn in de langs-richting doorgesneden houtstralen te zien als glanzende spiegels.
Een zeer sterke vergroting van een kopse doorsnede van dennenhout. De verticale lijnen vormen de houtstralen. De bijna vierkante openingen daartussen zijn geen houtvaten, maar opengesneden houtvezels. De horizontaal verlopende donkere zone is in de zomer gevormd houtweefsel (laathout) en het lichte gedeelte is het in het voorjaar gevormd houtweefsel (vroeghout). Samen vormen zij een groeiring. Het donkere hout is vaster en harder dan het lichte.
a. Vezelweefsel
Dit is eigenlijk het grondweefsel van het hout. Men noemt het ook wel steunweefsel, omdat het voor de sterkte van het hout verantwoordelijk is. Het bestaat uit langgerekte houtvezels, die bij naaldhout 2 tot 6 millimeter lang kunnen zijn. Bij loofhout zijn ze vaak veel korter, namelijk 0.2-2 millimeter. Wanneer hout lange vezels heeft is het meestal taai hout. Dit wordt pas duidelijk wanneer het breekt. Een houtsoort met een glad breukvlak is kort van vezel en met een onregelmatig breukvlak met lange splinters is lang van vezel. Dit is eigenlijk het grondweefsel van het hout. Men noemt het ook wel steunweefsel, omdat het voor de sterkte van het hout verantwoordelijk is. Het bestaat uit langgerekte houtvezels, die bij naaldhout 2 tot 6 millimeter lang kunnen zijn. Bij loofhout zijn ze vaak veel korter, namelijk 0.2-2 millimeter. Wanneer hout lange vezels heeft is het meestal taai hout. Dit wordt pas duidelijk wanneer het breekt. Een houtsoort met een glad breukvlak is kort van vezel en met een onregelmatig breukvlak met lange splinters is lang van vezel.
b. Houtvaten of poriën
Wat houtvaten of poriën zijn weet iedereen onmiddellijk als hij met zijn nagel dwars over een stukje eikenhout krast. De groefjes die men dan voelt zijn de open gezaagde buizen, die officieel houtvaten worden genoemd. Deze vaten dienen in de boom als water-geleidend weefsel; ze lopen daarom verticaal in de boom. Wanneer men met een vlijmscherp mes een glad snijvlak maakt op de kopse kant van een stukje loofhout, dan kan men soms al met het blote oog of met behulp van een loep kleine gaatjes in het houtoppervlak ontdekken.
Vooral bij houtsoorten met een grote nerf (noten, essen, eiken) is dit goed te zien, omdat deze wijde houtvaten bevatten. Houtsoorten met zeer fijn nauwe houtvaten zijn bijvoorbeeld linden, peren en esdoorn. Dergelijke houtsoorten zijn door hun fijnheid mooi glad af te werken en goed met beitels te bewerken. Naaldhoutsoorten (vuren, grenen, etc.) zijn anders van bouw en men treft daarin geen houtvaten aan. Het transport van water in de boom vindt plaats door de vezels. Deze vezels hebben bij naaldhout een dubbele functie te vervullen, want ze zorgen natuurlijk ook voor de sterkte. Op kops vurenhout zien we dan ook geen gaatjes. Alleen bij zeer sterke microscopische vergrotingen gaat het er op lijken, maar wat we dan zien zijn de zeer fijne dwars doorgesneden vezels.
c. Depotweefsel
Dit weefseltype kan in verschillende vormen in hout voorkomen.
De bekendste vorm hiervan is bekend onder de naam houtstralen of mergstralen en deze verlopen in een boom zoals er spaken in een fietswiel zitten.
Op de kopse doorsnee van een boomstam zou men ze kunnen zien lopen van de buitenkant van de schijf naar het hart van de boom toe(afbeelding hierboven).
Het depotweefsel of parenchymweefsel is dunwandig en is het enige weefsel, dat niet afsterft als het volwassen is. Het vervult de functie van voorraadschuur (o.a. zetmeel) van voedselopslag. Bij sommige houtsoorten kan men de houtstralen duidelijk zien. (beuken, eiken, plataan), doch bij andere soms nauwelijks. Voor de praktijk van de houtbewerking is dit weefsel van belang, omdat dit de tekening van het hout kan beïnvloeden. Wanneer eikenhout op een bepaalde manier uit de stam gezaagd wordt (kwartiers of radiaal) dan zijn de stralen als fraaie grote spiegels te zien. Op dosse-of-tangentiaal-gezaagd beuken zien we vele lensvormige figuurtjes. Dit komt omdat we tegen de dwarsdoorsnede van de houtstralen aankijken.
Beukenhout, dosse of tangentiaal gezaagd, de dwars doorgesneden houtstralen zijn hier zichtbaar als korte donkere streepjes.
Vervolg/einde stamdoorsnede.