Hout is in feite opgebouwd uit ontelbare microscopisch kleine cellen. In een plant of boom hebben jonge levende cellen de eigenschap zich door deling te kunnen vermenigvuldigen.
Vergrote kopse doorsnede van okoumé.
De gaatjes zijn houtvaten. De verticale lijnen zijn houtstralen, daartussen vezelweefsel. De houtvaten liggen verspreid over het gehele oppervlak, daarom noemt men dit een verspreidporige houtsoort.Tijdens de groeiperiode vindt celdeling plaats; bijvoorbeeld aan de top van een stam of van de takken, waardoor lengtegroei ontstaat. Bij groei in de dikte spelen zogenaamde cambium cellen de hoofdrol. Wat het cambium is, weet ieder, die wel eens de schors en de bast van een boomtak heeft afgestroopt. Het is namelijk het glibberige laagje wat zich onder de bast bevindt. Dit laagje omspant het hout in de stam of tak als een dunne cilinder; de cambium cellen delen zich in hout cellen (naar de binnenkant) en bast cellen (naar de buitenkant). Doordat veel meer hout cellen dan bast cellen worden gevormd, bestaat een boom voor het grootste gedeelte uit hout.
Vergrote kopse doorsnede van essenhout.
Wijde houtvaten liggen geconcentreerd rond de groeiring grens. Daarboven vezel weefsel met verspreide kleine houtvaten. De verticale lijnen zijn de houtstralen. Dit noemt men een ringporige houtsoort. Op de afbeelding is een volledige groeiring te zien en een gedeelte van de volgende.
Verhouten.
Nieuw gevormde houtcellen gaan zich ontwikkelen. De cel deelt zich, wordt groter, rekt zich uit en krijgt dikkere wanden. Dit proces zoude we verhouten kunnen noemen. Onderling staan de cellen met elkaar in verbinding om water en voedingsstoffen door te laten. Om een goed idee te krijgen van wat er aan een stuk hout nou eigenlijk te zien is, moeten we, hoewel we er niet diep op zullen ingaan, ook iets vertellen over de verschillende soorten cellen, die zich ontwikkelen. Het geval doet zich namelijk voor dat de houtcellen bij hun ontstaan een bepaalde functie in de boom krijgen toebedeeld. Een groep gelijksoortige cellen, dus met een zelfde functie, noemt men een weefsel en alle houtsoorten zijn in feite uit slechts enkele weefsel soorten opgebouwd.
Naaldhout of zacht hout- loofhout of hardhout.
Alvorens een verdere toelichting te geven over de weefsel soorten, die bij hout zijn te onderscheiden, eerst iets over de begrippen naaldhout en loofhout of zo u wilt zacht hout of hardhout. De boomsoorten worden verdeeld in naaldbomen en loofbomen. Naaldbomen hebben naald vormige bladeren; het zijn altijd groene bomen, omdat zij hun naalden in de winter niet alle tegelijk afwerpen. (Een uitzondering is de Larix).
Bekende naaldbomen zijn de fijnspar of Picea, die vurenhout levert; de pijnboom of Pinus, die grenenhout levert; de douglas of Pseudotsuga, die oregon pine levert en de Sequoa, die redwood produceert.
Loofbomen hebben platte bladeren. Hiertoe behoren bijvoorbeeld de eik of Quercus; de iep of Ulmus, de beuk of Fagus, de es of Fraxinus en verder zeer vele boomsoorten, die het hout voortbrengen dat bekend is onder de handelsnamen als teak, afzelia, afrormosia, okoumé, etc.
Hout, afkomstig van de ene groep wordt naaldhout of zacht hout genoemd en van de andere groep loofhout of hard hout.
Eigenlijk zijn de benamingen zacht hout en hard hout niet helemaal juist, omdat sommige naald hout soorten harder hout hebben, dan menige loofhout soort.
Deze namen zijn in het spraakgebruik ingeburgerd en meestal leveren ze geen misverstanden op.
50 jaar was deze den, totdat hij tijdens een storm omwaaide
Zie hoe diep takken het hart van de boom benaderen.
Vervolg; weefsel soorten.